Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zo spreek tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal het [34]hout van Jozef, dat in Efraims [35]hand geweest is, en van de stammen Israels, zijn metgezellen, nemen, en Ik zal dezelve met hem voegen tot het hout van Juda, en zal ze maken tot een enig hout; en zij zullen [36]een worden in Mijn hand. 34. Dat is, Jozefs nakomelingen, of de Efraimieten met hun bijgevoegde stammen, die door dit hout samen betekend werden. 35. Dat is, de tien stammen, waarvan Efraim het hoofd tevoren geweest was, toebehoorde. 36. Gelijk de verdeeldheid en vijandschap tussen Juda en Efraim [waarvan Samaria de hoofdstad was] als ene afbeelding was van de twee vijandelijke gedeelten der mensen, namelijk Joden en heidenen, alzo was de vereniging van dezelve een afbeelding of voorbeeld van de vereniging der algemene kerk, of van alle uitverkorenen in de ganse wereld, uit Joden en heidenen, door enen Geest en een geloof, onder een Hoofd, Koning en Zaligmaker, welke is onze Heere Jezus Christus, de beloofde Messias. Of nu wel enige van de tien stammen zich met Juda gevoegd hebben, en alzo samen uit Babel zijn opgetogen [1 Kron.9:3], zo heeft nochtans de rechte geestelijke vereniging haar aanvang genomen ten tijde des Heeren Christus en van zijne apostelen, [zie Joh.4:9,21,23,35,39,41; Hand.2:9,10,11, en Hand.8:5,14, en Hand.9:31], en is voorts vervolgd onder de Joden, en voornamelijk onder de heidenen, en zal duren tot aan het einde der wereld, totdat gans geestelijk Israel is beroepen, in Gods hand, [dat is, in den Heere Christus, die in dezen des Vaders knecht is, in wiens hand Hij alles heeft overgegeven en tot wien Hij alle uitverkorenen trekt] in een lichaam of eene kerk verenigd en behouden. Zie Matth.28:19; Hand.1:8; Rom.11:25,26; Ef.2:13, enz.